Veilig sporten op de weg

1.     Doel van het VeiligheidsplanSamen Doelgericht Grenzen Verleggen

Dit veiligheidsplan voor loopgroepen heeft tot doel om de risico’s van het lopen in een loop- groep te beperken door het maken van afspraken met en het geven van veiligheidstips aan trainers en deelnemers van de loopgroepen.

2.     Uitgangspunten

In dit veiligheidsplan wordt er van uitgegaan dat aan de hieronder genoemde voorwaarden is voldaan:

  • Elke trainer is door de Coördinator van de Wegatletiek op de hoogte gebracht van het veiligheidsplan
  • Trainers van de loopgroepen hebben het veiligheidsplan gelezen en eventuele onduidelijkheden in het plan met de Coördinator van de Wegatletiek besproken, waardoor deze onduidelijkheden zijn weggenomen.
  • Het veiligheidsplan met bijbehorende documenten staat op de website van Rotterdam Atletiek
  • De trainers van de loopgroepen hebben hun lopers gewezen op het bestaan van het veiligheidsplan en verwezen naar de website van RA waar het Veiligheidsplan te vinden is.

3.     Verantwoordelijkheid

De trainer van de loopgroep is verantwoordelijk voor de veiligheid tijdens de training. De aan- wijzingen van de trainer in het kader van de veiligheid moeten dan ook door de loopgroep worden opgevolgd.

4.     Veiligheidstips voor de trainer

Het volgen van de hier onderstaande veiligheidstips voor de trainer verlaagt het risico op ongelukken/incidenten bij het lopen met loopgroepen en/of bevordert een goede reactie in geval van een incident/ongeluk:

  • Trainers volgen de reanimatietraining die jaarlijks door RA wordt gegeven. Indien men vanuit hun bedrijf zo’n training volgt (bijv. BHV’ers)dan hoeft men deze training niet te volgen;
  • Trainers hebben tijdens het geven van een training een telefoon bij zich (opgeladen en met beltegoed), zodat in geval van een incident/ongeluk “112” kan worden gebeld;
  • Trainers zijn tijdens de training op de hoogte waar ze zich bevinden, zodat ze in geval van een noodoproep hun positie kunnen doorgeven;
  • Trainers zijn in het bezit van de mobiele nummers van hun collega trainers zodat indien nodig ook hulp van hen kan worden ingeroepen;
  • Trainers tellen bij aanvang van de training het aantal lopers zodat ze op elk moment weten of de loopgroep nog compleet is;
  • Als de loopgroep te groot wordt om het overzicht te bewaren (dit is bij ca. 25 personen), stelt de trainer een vrijwilliger/assistent aan waar hij afspraken mee maakt over de te volgen route en die bij een deel van de groep blijft.

 

5.     Veiligheidstips voor de loper

Het volgen van de hier onderstaande veiligheidstips voor de loper verlaagt het risico op ongelukken/incidenten en zorgt er voor dat de trainer op de hoogte is van bepaalde beperkende omstandigheden van de loper:

  • Lopers worden geadviseerd om iedere 3 jaar een medische keuring te ondergaan. Dit kan o.a. bij het SMA in Rotterdam (www.sma-rotterdam.nl);
  • Lopers informeren hun trainer over eventuele medische beperkingen, medicijngebruik of ziektes die tijdens de training een gezondheidsrisico kunnen vormen.

 

6.     Veiligheidstips voor lopen onder verschillende weersomstandigheden

Lopen wordt het gehele jaar door gedaan, op alle tijdstippen van de dag en onder wisselende weersomstandigheden. De onderstaande veiligheidstips helpen de trainer en lopers om de risico’s op ongelukken/incidenten te verlagen:

  • Draag passende kleding voor de weersomstandigheden;
  • Bij warm weer niet te warm aankleden bij warm weer om oververhitting te voorkomen en zorg dat je als loper voldoende te drinken bij je hebt;
  • Bij koud weer doe laagjes kleding over elkaar aan, overweeg het opzetten van een muts/hoofdband (je verliest veel warmte via je hoofd), het aantrekken van handschoenen en het insmeren van blootgestelde lichaams-oppervlakken met vaseline;
  • Bij nat weer neem droge kleding mee, zodat je aan het einde van de training iets droogs aan kan trekken en je niet onderkoeld raakt;
  • Bij hoge temperatuur (bijv. boven de 28 °C) wordt de training aan de weersomstandigheden aangepast en kan zelfs worden afgelast, indien de trainer het niet verantwoord vindt training te geven;
  • Bij onweer wordt er niet getraind;
  • Moet je nog met de training beginnen en je verwacht onweer blijf dan in de buurt van de kantine/kleedkamers zodat je snel naar binnen kunt gaan;
  • Indien het tijdens de training gaat onweren keer dan zo snel mogelijk via de meest veilige weg terug naar de kantine/kleedkamers;
  • Bij storm of kort erna wordt er in verband met vallende takken niet onder/tussen bomen gelopen;
  • De trainer bepaalt in de winter wanneer de paden glad zijn of er training kan worden gegeven (dit kan per trainer/training/loopgroep verschillen).

7.     Veiligheidstips voor lopen op de openbare weg

Lopers zijn voetgangers en dus weggebruikers. Ze zijn geen bestuurders, waardoor de voorrangsregels niet voor hen gelden (zie Veilig Verkeer Nederland). Voetgangers horen op het trottoir of het voetpad te lopen. Is dat niet aanwezig dan mag gebruik worden gemaakt van het fietspad of de weg. De onderstaande veiligheidstips helpen trainer en lopers bij het verlagen van het risico op een ongeluk/incident:

  • Er is geen wetgeving die bepaalt of je aan de linker- of rechterkant van de weg/fietspad moet lopen. De Atletiek Unie adviseert om aan de rechterkant van de weg/fietspad te lopen. Veel lopers vinden het echter prettiger om het verkeer te zien aankomen en lopen daarom aan de linkerkant van de weg. Belangrijk is echter dat je goed zichtbaar bent. Hou daarmee rekening bij onoverzichtelijke bochten in de weg. Bij een onoverzichtelijke bocht/kromming in de weg naar links kan je het beste aan de rechterkant van de weg lopen, want dan ben je het meest zichtbaar voor zowel het tegemoetkomende- als het achteropkomende verkeer. Voor een bocht/kromming naar rechts geldt uiteraard het omgekeerde.
  • Er is veel voor te zeggen om op een fietspad te lopen ook als er een trottoir/voetpad aanwezig is, omdat de ondergrond vlak is en er geen obstakels aanwezig zijn. Als je op een fietspad gaat lopen zorg dan alle lopers aan 1 kant van het fietspad lopen, dat er niet meer dan 2 lopers naast elkaar lopen en dat er op smalle stukken of druk fietsverkeer achter elkaar wordt gelopen
  • Een pad is een ruiterpad als het met een verkeersbord als ruiterpad is aangegeven. De paden in bijv. het Kralingse Bos hebben deze borden niet, waardoor er ook andere verkeersdeelnemers op mogen lopen. Lopen op zo’n onverharde weg waar ook paarden van gebruik maken geeft echter wel risico’s. Paarden zijn schichtige dieren die bij het zien van een loper in paniek kunnen raken. Als je op een onverhard pad loopt en er komt een paard aan stop dan en ga allemaal aan de uiterste rechterkant van het pad staan (nooit aan 2 zijden van het pad).
    • Bij verkeerslichten wordt alleen overgestoken als het licht op groen staat (verplicht door RA);
    • Bij lopen in het donker dragen zowel de lopers als de trainer reflecterende kleding (bijv. een hesje) of verlichting (verplicht door RA);
    • Bij trainingen in het donker wordt alleen over paden gelopen waarbij voldoende licht aanwezig is om de ondergrond goed te kunnen zien, zodat je niet kan struikelen/vallen over opstaande randjes, takken etc.;
    • De voorste- en achterste lopers geven verbale signalen bij obstakels (bijv. paaltje) en tegemoetkomend of achteropkomend verkeer (bijv. loper of fietser). Dit signaal wordt door de andere lopers doorgegeven.

8.     Veiligheidstips bij ongelukken/incidenten

Ingeval van een ongeluk/incident is tijd de belangrijkste factor. Aarzel dan ook niet om het alarmnummer 112 te bellen, geef de situatie en locatie door en wacht op verdere instructies. Breng verder wat je geleerd hebt bij de reanimatietraining in praktijk. Hieronder staan nog enige aanwijzingen die je erbij kunnen helpen:

  1. Check of het slachtoffer bij bewustzijn is
  2. Check of het slachtoffer nog adem haalt
  3. Vraag hulp van omstanders
  4. Laat 112 bellen in geval van een ongeluk, vertel wat er aan de hand is en waar je bent. Geef aan als je gaat reanimeren. Verbreek de verbinding met de meldkamer niet!
  5. Creëer ruimte voor het slachtoffer
  6. Stel de plaats van het ongeluk veilig, zodat je zelf ook geen ongeval kan krijgen
  7. Indien het ongeluk/incident op een afgelegen plaats gebeurd (bijv, in het bos) zorg dan dat er tussen het slachtoffer en de ontmoetingspunt van de hulpdiensten een keten wordt gevormd van deelnemers die elkaar kunnen zien. De trainer coördineert dit.
  8. Probeer bij reanimatie een AED te laten halen.

 

Bij niet spoedeisende ongevallen zoals bij vallen, verzwikkingen, spierblessures, etc. wordt gekeken wat voor invloed dit heeft op het slachtoffer. De volgende tips kunnen je helpen bij het afhandelen zo’n ongeval:

  1. Probeer vast te stellen of het slachtoffer de training kan voortzetten
  2. Probeer bij verzwikkingen zo snel mogelijk te koelen.
  3. Indien het slachtoffer de training niet kan voortzetten biedt dan aan dat iemand het slachtoffer begeleid naar de club

9.     Ongeluk/incident melding

Indien iemand tijdens de training een ongeluk/incident krijgt vul dan later het onderstaande “Ongeluk/incident meldingsformulier” in. Dit formulier kan je via de mail opsturen naar het bestuur van RA (. Door het invullen van dit formulier worden ongevallen/incidenten geregistreerd en worden ze geëvalueerd waardoor indien nodig het veiligheidsplan kan worden verbeterd.

ra-incidentmelding-picto